Deze verklaring geef ik af als wettelijk toezichthouder op in Amsterdam gevestigde advocaten.

Ik heb kennis genomen van de aankondiging van een televisieprogramma dat volledig in het teken zal staan van de geluidsopname die de heer P.R. de Vries heeft ingebracht in de strafzaak tegen de heer Holleeder. Met het oog op die uitzending heeft de redactie van het programma aan mr. Franken en mr. Ficq (en hun kantoor­genoten mrs. Zuur en Meijering) een aantal vragen voorgelegd met het verzoek die zo spoedig mogelijk te beantwoorden.

Zoals al eerder meegedeeld, zijn ontwikkelingen rond deze geluidsopname voor mij als Amsterdamse deken aanleiding geweest een eigen onderzoek in te stellen. Dit onderzoek richt zich (onder meer) op het gebruik van mr. Frankens (geheimhouders)telefoon voor het opgenomen gesprek en mogelijke beïnvloeding van een getuige door mr. Ficq.

Als toezichthouder acht ik het ongewenst dat de bij mijn onderzoek betrokken advocaten zich publiekelijk uitlaten over de door mij onderzochte kwesties. Voor zover sprake is van een beschuldiging van (tuchtrechtelijk) ongeoorloofd gedrag, kunnen advocaten zich niet naar behoren verweren tegen die beschuldiging zonder hun geheimhoudingsplicht te schenden. Voor zover de ene betrokken advocaat verwijten formuleert over een andere bij het onderzoek betrokken advocaat, behoren die verwijten niet (langer) publiekelijk te worden gedaan.

Ik heb mrs. Franken, Zuur, Ficq en Meijering daarom laten weten dat ik – onder meer in het belang van het onderzoek – van hen verlang dat zij zich onthouden van commentaar over de door mij onderzochte kwesties en alles wat daarmee verband houdt.

 

Evert-Jan Henrichs

Deken Orde van Advocaten in het Arrondissement Amsterdam